Saskia Fokkema

Taalgebruik bij participatie

Taalgebruik bij participatie

Natuurlijk is begrijpelijk taalgebruik bij participatie belangrijk. Daarover hoeven we geen discussie te voeren. Maar hoe doe je dat? En wanneer moet je daarop letten? En hoe zit het eigenlijk met mensen die taal lastig vinden, vinden die allemaal hetzelfde lastig? In dit blog gaan we hier dieper op in.

Tips voor taalgebruik bij participatie

Taalgebruik is van belang bij de uitnodiging, tijdens de bijeenkomst zelf, in de terugkoppeling en op het participatieplatform. Het gaat zowel om taal in schriftelijke communicatie als bij gesproken woorden.

Sluit taalgebruik sowieso aan op de doelgroep die je wil bereiken, maar blijf daarbij wel bij jezelf. Een overheidsinstantie die opeens straattaal van jongeren gaat gebruiken, maakt zichzelf compleet belachelijk. Keuzes die er wel zijn: gebruik je ‘u’ of ‘jij’? Spreek je mensen aan bij de achternaam, bij de voornaam of de combinatie? Gebruik je ‘geachte’ of ‘beste’ als aanhef?

Maak teksten niet te lang. Vertel wat nodig is en laat allerlei kleine nuances achterwege of vermeld deze in een bijlage. Ingewikkelde inhoudelijke rapporten kunnen voorzien worden van een begrijpelijke publiekssamenvatting.

Het taalgebruik van vakinhoudelijke professionals sluit vaak niet aan bij de doelgroepen die je bij een participatieproces wil betrekken. Daarom kiezen veel overheden ervoor om op B1-niveau te communiceren; dit is eenvoudig Nederlands dat de meeste Nederlanders begrijpen. Er wordt gebruikgemaakt van makkelijke woorden en vakjargon wordt ontweken. Op de website IshetB1.nl kun je controleren in hoeverre jouw tekst hieraan voldoet.

Laaggeletterden en anderstaligen zijn twee specifieke doelgroepen om rekening mee te houden. Ook inclusiviteit in teksten krijgt steeds meer aandacht. En hou jij al rekening met mensen met een licht verstandelijke beperking? We delen over al deze onderwerpen nog meer tips, samen met andere experts.

Taalgebruik bij laaggeletterden

Afhankelijk van de indeling en geraadpleegde bron wordt het aantal laaggeletterden in Nederland ingeschat op 12 tot 18 procent van de bevolking. Op Geletterdheidinzicht.nl is per gemeente te zien hoe hoog dit percentage is. Voor deze groep zijn teksten op B1-niveau te moeilijk. Door te werken met een heldere opmaak, groter lettertype, schreefloos lettertype, lettergrootte 12 en zwarte letters op een witte achtergrond worden eenvoudige teksten al beter leesbaar voor deze groep. Op de website van Stichting Lezen en Schrijven vind je hierover meer informatie en een handige factsheet.

Hieronder een paar tips die kunnen helpen om laaggeletterden beter te bereiken, aanvullend op aanpassen van het schriftelijke taalgebruik:

  • Maak gebruik van het sociale netwerk in een buurt en vraag mensen om hun buren mee te nemen naar een bijeenkomst.
  • Vraag aan opbouwwerkers die in de wijk actief zijn om hulp.
  • Ga zelf persoonlijk langs om uit te nodigen of in gesprek te gaan.
  • Gebruik audiovisuele middelen zoals filmpjes.
  • Gebruik meer beelden.

Zorg zeker bij deze doelgroep voor een telefoonnummer dat ze kunnen bellen bij vragen, want mailen is lastiger. Houd er rekening mee dat mensen niet uit zichzelf aangeven dat ze laaggeletterd zijn; er heerst nog steeds een taboe rondom dit onderwerp.

Taalgebruik bij niet-Nederlandstaligen

In Nederland spreekt circa 25 procent van de mensen thuis een andere taal dan het Nederlands. Het gaat daarbij om een diverse groep. Niet alleen asielzoekers en statushouders, maar ook expats en arbeidsmigranten horen bij deze groep. Bij de arbeidsmigranten kan het gaan om mensen die recent naar Nederland zijn gekomen én om de eerste en tweede generatie arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko. Tot slot zijn er Nederlanders die alleen een regionale taal of een dialect spreken en de Nederlandse taal beperkt beheersen. Een deel van de groep niet-Nederlandstaligen is digitaal erg vaardig, een deel juist niet. Het is dus niet alleen qua beheersing van de Nederlandse taal een heel gemêleerde groep.

Niet-Nederlandstaligen gaan niet snel naar groepsgewijze bijeenkomsten waar de voertaal Nederlands is. Bij persoonlijke een-op-eengesprekken zijn er meer mogelijkheden om met deze groep te communiceren, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een familielid of vriend die kan tolken of het voeren van een gesprek in een andere taal dan het Nederlands. Raakt een gesprek de juridische rechten die iemand heeft? Dan is het aan te raden een beëdigde tolk in te huren of een tekst te laten vertalen door een officiële vertaler, dan weet je zeker dat de informatie goed wordt overgebracht.

Voor de digitaalvaardige niet-Nederlandstaligen zijn er tegenwoordig heel veel handige tools die teksten vertalen. Google Translate is de bekendste, maar er zijn steeds meer van dat soort mogelijkheden. Deze hulpmiddelen vertalen geschreven tekst door deze te scannen of door een ingesproken tekst direct om te zetten naar een gesproken tekst in de gewenste taal. Vertaaltools worden steeds beter en daardoor wordt de communicatie met digitaalvaardige niet-Nederlandstaligen makkelijker. Zeker bij online participatie biedt dit kansen.

Is bekend dat in een bepaald gebied veel mensen wonen die een andere taal dan Nederlands spreken, dan is het een keuze om de informatie ook in die taal aan te bieden. In Friesland is het heel gebruikelijk om het Fries te gebruiken en sommige overheden bieden een deel van hun informatie aan in het Engels, Arabisch of Pools. Dit is altijd maatwerk per onderwerp, per regio en per doelgroep die men wil bereiken.

Tips voor inclusieve communicatie

Evita Lammes van Studio Samen deelt met ons haar tips voor inclusieve communicatie.

Bij inclusieve communicatie gaat het erom dat je rekening houdt met de diversiteit van mensen. Met diversiteit bedoelen we de verschillen tussen mensen, zoals gender, huidskleur, migratieachtergrond, seksuele voorkeur en beperking. Inclusie zijn alle acties die je uitvoert om mensen zich gehoord, gezien, welkom en gelijkwaardig behandeld te laten voelen. Met inclusieve communicatie voorkom je dat je per ongeluk mensen uitsluit. 

Tip 1: Focus eerst op de overeenkomsten, daarna op de verschillen

Hoewel inclusief misschien wel zo klinkt, hoef je nooit iedereen te bereiken. Je formuleert een doelgroep, zoals mensen uit een bepaalde wijk of die van een bepaalde regeling gebruik (kunnen) maken. Eerst kijk je dus wat de groep die je wilt aanspreken, gemeen heeft: de kenmerken van de participanten. Vervolgens kijk je naar in welke aspecten ze van elkaar zouden kunnen verschillen: de diversiteit binnen de doelgroep. Deze laat je terugkomen in beeld en taal. 

Tip 2: Kies jouw kanalen bewust

Als een organisatie ons vertelt dat ‘er niemand reageert’ vragen we altijd eerst: welke kanalen heb je gebruikt? Alleen de eigen website en social media? Kijk goed waar de mensen die jij wilt bereiken, informatie uitwisselen en zoek hen daar op. Dat kan bijvoorbeeld via de imam of de voetbalclub. 

Tip 3: Kies voor genderneutrale taal

Genderneutraal schrijven is niet zo moeilijk als je denkt. Formuleer bijvoorbeeld in tweede persoon enkelvoud (jij) of in meervoud. Zo komt er geen gender aan te pas! Bij de aanhef kies je bijvoorbeeld voor: beste voornaam achternaam, beste lezer of beste inwoner. 

Tip 4: Gebruik de woorden die iemand zelf aangeeft

Vraag jezelf eerst altijd of het nodig is om bijvoorbeeld iemands gender, huidskleur, achtergrond, beperking of inkomensniveau te benadrukken. Zo ja, vraag dan aan de persoon of groep wat deze zelf een goede bewoording vindt en gebruik deze.

Tip 5: Test je materialen

Als jullie team niet lijkt op de doelgroep, is het goed om jouw materialen te testen met mensen die hier wél op lijken. Zo kun je bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen laaggeletterdheid inzetten om te testen of jouw brief wel begrijpelijk is. 

Taalgebruik bij licht verstandelijk gehandicapten

Voor het communiceren met deze groep zijn er de volgende tips, opgesteld door Christien de Groot, mede op basis van tips van het Kennisknooppunt LVB.

Wat wel doen bij communicatie?

  • Benader de ander respectvol.
  • Laat de ander merken dat diegene wordt gezien en gehoord.
  • Geef ruimte voor emoties en toon begrip.
  • Praat op een rustiger tempo.
  • Wees concreet en geef voorbeelden.
  • Werk visueel door tekens en tekeningen te gebruiken.
  • Laat zien hoe iemand mee kan beslissen over belangrijke zaken.
  • Benoem duidelijk wat je van de ander verwacht.
  • Controleer tussendoor of de boodschap is overgekomen.
  • Herhaal regelmatig de boodschap.
  • Laat de ander zelf de boodschap of afspraak herhalen.

Wat niet doen bij communicatie?

  • Spreek niet op een kinderlijke manier.
  • Gebruik geen spreekwoorden, gezegdes en andere onnodige beeldspraak.
  • Laat moeilijke woorden en vakjargon weg.
  • Humor kan letterlijk worden opgevat, wees hier alert op.
  • Gebruik geen lange zinnen.
  • Geef niet te veel informatie in één keer.
  • Stel niet te veel vragen tegelijk.
  • Maak het gesprek niet te lang.

Meer lezen over participatie

Dit blog over begrijpelijk taalgebruik bij participatie is een bewerking van paragraaf 6.3 uit het Handboek Bewonersparticipatie.

Ben je door het deze van dit blog benieuwd geworden naar ons handboek? Via onze website kun je het boek bestellen. Het is hét handboek dat elke professional die iets met bewonersparticipatie doet op het bureau of in de kast wil hebben. Met basistheorie, praktijk én verdieping en heel veel praktijkvoorbeelden.

Heb je hulp nodig bij participatie?

Via ons participatiebureau ParticipatieKracht verzorgen we zowel strategisch advies als participatiemanagement. Ook ontzorgen we met onafhankelijke gespreksleiding tijdens bewonersbijeenkomsten.

Wil je zelf beter worden in een goede voorbereiding en uitvoering van participatieprocessen? Neem dan eens een kijkje bij onze workshops en trainingen op open inschrijving (basis/verdieping) of kies samen met collega’s voor een incompany training op maat.